September 2002: We hebben we een dag acclimatiseren gepland door via de Studerhorn naar de Finsteraarhornhütte te trekken. Onder het afdakje bij de Oberaarjochhütte (3258m) binden we ons in en vertrekken westwaarts. We dalen af zonder te weten wat ons wacht: het zicht is minimaal. Soms zien we flarden van de Finsteraarhorn en de Studerhorn. Daardoor vinden we het zadel tussen die twee eenvoudig. Daar gaan de rugzakken af en nemen we nog een slok water. Een stijle, maar niet al te lange graat ligt voor ons.
Het is zo'n typisch Berner Oberlandse graat, links wächten over de verticale noordzijde, rechts een sneeuwhelling van een graad of 40. Vlak onder de graat loopt een lange spleet richting de top. Deze is ongeveer een meter breed en 'de overkant' ligt een halve meter hoger. Omdat er nog redelijk verse sneeuw ligt, is niet goed in te schatten of we eroverheen kunnen klauteren en we besluiten er onderlangs omhoog te gaan stijgen. Na honderd meter is de spleet wat smaller en touwleider Bram besluit z'n giraffestelten eroverheen te zetten. Bij de overstap zien we fraai blauw ijs met prachtige ijspegels onder ons. Om een uur of half elf zijn we boven. Het is nog steeds bewolkt, noordwaarts zien we bijna verticaal onder ons hoe de met veel puin bedekte Finsteraargletscher zich richting Grimselsee krult.
Tijdens de afdaling zijn de wächten goed te zien. Aan de noordwand van de Finsteraarhorn hangt een immens stuk ijs dat ieder moment af lijkt te kunnen breken. De eerder met moeite overwonnen spleet kan nu springend genomen worden en het laatste stuk naar de rugzakken leggen we af als sneeuwbal; dikke pret.
Vandaar door de Rote Chümme naar de Finsteraarhornhütte (3048m), waar we om 19.00u moe maar voldaan aanschuiven bij het eten.